We hebben het hier zo slecht nog niet

Gepubliceerd op 14 november 2024 om 09:56

We mopperen vaak over de zorg en vinden dat veel dingen beter kunnen. Tijdens een reis door Ghana langs een opvangtehuis voor gehandicapte kinderen, een ziekenhuis, een weeshuis en een basisschool besefte ik me hoe goed we het hier in Nederland eigenlijk hebben. En dat mag ook wel eens gezegd worden!

Mijn moeder werkte in het onderwijs en een aantal van haar studenten liep stage in Ghana. Het was mijn moeders taak om door het hele land deze studenten op te gaan halen en te zorgen dat ze weer veilig thuiskwamen. Ze vroeg me of ik met haar mee wilde. Dat wilde ik maar al te graag! Ik was nog nooit in Afrika geweest, mijn ouders wel al vaak, dus ik was ook nieuwsgierig. En de kans om een land op zo’n manier te zien, krijg je niet vaak. Ik vond het wel spannend. We gingen tien dagen weg. ik was nog nooit langer dan twee nachten alleen weg geweest zonder man en dochter. Ik vond het ook wel heel speciaal om samen met mijn moeder op reis te gaan. 

Onze eerste stop in Ghana was een opvanghuis voor gehandicapte kinderen. In Ghana worden gehandicapte kinderen vaak verstoten door hun familie. Dit tehuis was goed opgezet, de kinderen werden goed en liefdevol verzorgd. Er zaten behoorlijke beperkte kinderen tussen die veel verzorging en hulp nodig hadden. En hulpmiddelen zoals we die hier hebben zoals tilliften, zijn daar niet of maar heel beperkt aanwezig. Door zo’n reis als deze leer je weer te waarderen wat je thuis allemaal hebt en vaak vanzelfsprekend vindt. Een (schone) wc die je kunt doorspoelen, een douche waar meer dan een straaltje koud water uit komt, een bed met een matras, auto’s met gordels en waar de deuren onderweg niet van openzwaaien, … 

Onze tweede stop was een weeshuis in het midden van Ghana. Wat een armoede en ellende zag je daar. Ik vond het dieptriest. De kinderen sliepen met leeftijdgenootjes in grote slaapzalen. De jongste kinderen sliepen op de metalen bodems van de bedden, matrassen hadden ze niet. Overal was het één grote rotzooi. Mijn moeder ging elk jaar opnieuw naar dit weeshuis en elk jaar deed ze er een ander project om te boel wat op te knappen. Maar als ze dan een jaar later terugkwam, was er niks meer van te zien. De eigenaar van het weeshuis nodigde ons bij hem thuis uit en leek een beetje beledigd dat we niet bij hem wilden logeren. Maar wat was het daar vies. We kregen een rondleiding door het huis. De wc was een houten hokje waarnaast een grote ton smerig water stond. Als je de wc wilde doorspoelen, moest je met een emmer water uit die ton vissen en dan in de wc gooien. Mogelijkheid om je handen te wassen, was er niet. In de slaapkamers lagen oude vieze matrassen op de grond, de kakkerlakken schoten weg toen we de kamers binnen liepen. Wat een wereld van verschil met de hygiënestandaarden die wij hier hanteren. 

Dat verschil werd nog duidelijker bij onze volgende stop: een ziekenhuis. We werden rondgeleid door twee Nederlandse co-assistenten die daar stage liepen. Zij vertelden dat het ziekenhuispersoneel er alleen was voor de medische zorg. De arts liep dagelijks visite, de verpleging deed de controles bij de patiënten en deelde medicatie uit. Maar de persoonlijke verzorging en het eten, dat kwam neer op de familie van de patiënt. En als de patiënt geen familie had, dan was dat jammer. De Nederlandse co-assistenten vertelden dat ze zelfs hadden meegemaakt dat bij een man die geen familie had en dus niet verzorgd werd, de maden over zijn lichaam kropen. Niet voor te stellen, toch? Wat hebben we het hier in Nederland dan toch goed. 

Het was in het ziekenhuis één grote rotzooi. Po’s lagen zowel binnen als buiten op de grond, kasten met verbandmateriaal stonden open en het verbandmateriaal puilde er open en bloot uit, het was er vies, de wc’s waren buiten gaten in de grond. Als je daar in het ziekenhuis terechtkomt, ben je een arm mens. Ik klaagde hier al over een vierpersoonskamer, daar liggen ze met 20 patiënten op een zaal. Ik klaagde hier over erwtjes, daar zijn ze blij als ze te eten krijgen. Dat was wel even een eye-opener. 

De volgende eye-opener was een schooltje dat we bezochten op het platteland. Onderweg kwamen we langs kleine dorpjes met lemen hutjes met één waterpomp voor het hele dorp. We passeerden vrouwen met wasteilen op hun hoofd vol met stookhout. We zagen overvolle auto’s en vrachtwagens, soms lag er een omgekanteld langs de weg. Zelf gingen we erheen in een ‘motorking’: een motor met een laadbak erachter. De chauffeur vroeg ons of we graag wilden zitten. Dat wilden we wel. Hops, daar werden ergens houten krukjes uit een hutje gehaald, achterin de laadbak gezet en we konden zitten! Gordels of helmen? Allemaal niet nodig, gewoon vasthouden aan de rand van de laadbak. We kwamen veilig bij het schooltje aan. De klassen puilden uit van kaalgeschoren kindjes. De meisjes kon je herkennen aan de oorbellen. Alle kinderen waren verplicht kaalgeschoren vanwege risico op luizen. Voor de klas stond een juf met een baby op haar rug. Kinderopvang was er niet. Als het kindje honger had, werd het naar voren gedraaid en aan de borst gelegd. Ondertussen ging de les gewoon door.

Wat hebben we het hier dan toch goed! 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.